De talrijke verhalen

Onderscheid maken tussen verhalen
Begin maart besprak ik Andreas Kinnegings nieuwe boek De onzichtbare maat. Archeologie van goed en kwaad. Ik stoorde mij aan de gebrekkige methode die Kinneging gebruikte voor zijn analyse.

Het kernpunt: Kinneging vertelt een verhaal dat slecht is onderbouwd. De filosofische essentie van Verlichting en Romantiek, de idee van een traditie van 2500 jaar, de minachting voor het werk van historici en nog meer. Lees het hier terug. 

In dit blog wil ik met korte stukjes ingaan op geschiedfilosofie, een vakgebied dat kritisch reflecteert op de verhalen die we over onszelf en anderen vertellen. Dit vakgebied heeft niet de waarheid in pacht, maar biedt wel hulpmiddelen om onderscheid te maken tussen kaf en koren.

Verhalen in vogelvlucht
Iedere dag worden er weer tijdschriften en kranten volgeschreven en nieuwe boeken gepubliceerd. De eindeloze reeks gebeurtenissen van het leven vragen om duiding, om een verhaal.

Dit gebeurt op individueel en collectief niveau. Ieder persoon kan de gebeurtenissen van zijn of haar leven met elkaar verbinden door middel van een verhaal dat heden en verleden met elkaar verbindt.

Op groepsniveau zien we een soortgelijk fenomeen. Groepen mensen rijgen de verwarrende gebeurtenissen van het verleden aaneen tot een verhaal, dat kan teruggaan tot een ver en grijs verleden. Het verhaal kan verschillende abstractieniveaus bereiken; van familie tot de natie, westerse civilisatie of de geschiedenis van de mensheid.

Twee observaties
Het creëren van deze verhalen is in principe democratisch; iedereen kan een verhaal construeren. Over ieder onderwerp is een eindeloze hoeveelheid informatie te vinden. Dit betekent een overvloed aan informatie en verhalen. Deze verhalen spreken elkaar onderling tegen. 

De praktijk blijkt weerbarstiger dan het democratische principe; sommige verhalen worden eindeloos herhaalt en verkrijgen daarmee legitimiteit. Het gaat niet alleen om een overvloed aan informatie, maar ook om de macht van bepaalde verhalen. Zijn de meest verspreide verhalen, ook de beste? Hoe onderscheid te maken en het kaf van het koren te scheiden?

De troost van de geschiedfilosofie
Dit vraagt onderscheidsvermogen. Dit is een van de kerndoelstellingen van de geschiedtheorie of geschiedfilosofie; de kritische reflectie op bestaande verhalen en interpretaties.

Mijn overtuiging is dat geschiedfilosofie voordelig kan zijn voor het (intellectuele) leven. Door gebruik te maken van geschiedfilosofische inzichten kun je voorkomen dat je ‘op eigen houtje de clown uithangt’ en voor de zoveelste keer onkritisch schrijft over civilisatie, natie of traditie. Of een boek met een matige analyse op het schild heft.

De waarschuwing van het ‘op eigen houtje de clown uithangen’, een frase van Gadamer, geldt ook voor mij. Daarom maak ik gebruik van de inzichten van Nederlandse geschiedfilosofen als Frank Ankersmit, Chris Lorenz en Herman Paul en denkers als Gadamer en Ian Hunter. Mijn intellectuele schulden zal ik zoveel mogelijk aanduiden in mijn stukjes.

There is no view from nowhere
Een laatste misverstand: geschiedfilosofie pretendeert niet een meta positie in nemen die vanaf de Wetenschappelijke Olympus kritiek kan leveren op anderen. De geschiedfilosoof reflecteert en bekritiseerd, maar zijn inzichten staan open voor kritiek door anderen.

Net als iedere interpreet heb ik uitgangspunten en veronderstellingen, die niet door iedereen gedeeld worden.

Mijn eigen startpunt: er bestaat geen objectief begrijpen in het sociale of menselijke domein. De moderne hermeneutiek (de kunst van het begrijpen, verstaan) stelt dat iedere interpretatie voortkomt uit een subject dat niet objectief de dingen begrijpt, maar deze verstaat vanuit zijn of haar eigen veronderstellingen, voorkeuren en aannames. Dit betekent niet dat iedere interpretatie willekeurig is of ‘dat er geen waarheid meer is’. Het betekent wel dat je eigen persoon onderdeel is van de kunst van het begrijpen.

Een denker als Kinneging lijkt dit uitgangspunt niet te delen. Dat is een legitiem standpunt, maar het roept wel vragen op als: Kan Kinneging zijn claim tot objectiviteit waarmaken? Of blijkt zijn werk toch ideologie te bevatten?

Ik meen dat dit standpunt contraproductief blijkt te zijn in de praktijk en dat er betere en slechtere manieren zijn om geschiedenis of filosofie te bedrijven. Daarover wil ik in dit blog schrijven en reflecteren.

Verder lezen:

Herman Paul, Als het Verleden trekt: kernthema’s in de geschiedfilosofie (Den Haag, 2014).

Chris Lorenz, De constructie van het verleden. Een inleiding in de theorie van de geschiedenis (Amsterdam, 1987, eerste druk; 2002, zesde druk).

Hans-Georg Gadamer, Waarheid en Methode. Hoofdlijnen van een filosofische hermeneutiek (Amsterdam, 2014).