
Historicus: Mening of expertise?
Historici spelen een cruciale rol in het creëren van verhalen over het verleden; zij zijn niet neutraal. Hoe kun je dat positief waarderen en de beschuldiging weerleggen dat historici ook maar hun (politieke) mening uitventen? Het boek Waarheid en methode van de Duitse geschiedfilosoof Gadamer biedt daarvoor aanknopingspunten.
Deze blog gaat in op een aantal misverstanden over geschiedenis en legt kort uit wat Gadamer als alternatief voorstelde.
Schleiermachers naïeve hermeneutiek
Mijn vorige blog zette uiteen hoe de historische breuk tijdens de negentiende eeuw vroeg om een nieuwe vorm van hermeneutiek. Ook werd kort uiteengezet hoe iemand als Schleiermacher dit probleem probeerde op te lossen; de historicus moest zich psychologisch verplaatsen in het perspectief van de auteur van een tekst. De interpreet kan reconstrueren hoe de teksten van Shakespeare of Erasmus tot stand kwamen. Schleiermacher ging daarin ver: De historicus was in staat de auteur beter te begrijpen dan hij of zij zichzelf begreep. Al het vreemde van een historische auteur kon zo verdwijnen in het verstaan.
Volgens Gadamer voldeed dit antwoord niet; Schleiermacher ging er te veel vanuit dat er een perfect begrip van een historische tekst kon ontstaan, waarin de (voor)oordelen van de historicus geen inhoudelijke rol meer in speelden. Dat geldt ook voor de tijdsafstand tussen een historische tekst en de interpreet; deze is vooral een probleem, dat met behulp van psychologische hermeneutiek kan worden opgelost en opgeheven. Met andere woorden, de tijd tussen Erasmus en de huidige lezer kan overbrugd worden door hermeneutiek.
Tijdsgebonden geschiedschrijving.
Dit is natuurlijk een ongeloofwaardig standpunt. Als je nagaat wat historici de afgelopen jaren over Erasmus hebben geschreven, dan blijkt juist dat hun interpretaties gebonden zijn aan een bepaalde tijd. Er is een wereld van verschil tussen het moderne onderzoek en wat een historicus als Huizinga schreef over Erasmus.
Datzelfde geldt voor grote gebeurtenissen, zoals het einde van het Romeinse Rijk of de Industriële Revolutie. Hier wordt nu heel anders tegenaan gekeken dan 100 jaar geleden. Een ander mooi voorbeeld is het begrip ‘de Nederlandse Opstand’, dat het oude concept, de Tachtigjarige Oorlog, geheel verdrongen heeft.
Progressie?
Dit roept de vraag naar ‘progressief begrip’ op; begrijpen we het verleden steeds beter? Hebben we nu niet veel meer kennis over het Romeinse Rijk dan iemand als Gibbon, die meer dan 200 jaar geleden schreef over dit onderwerp? En is dit niet veroorzaakt door een toename aan bronnen?
Dit standpunt is ook naïef, omdat er geen objectief verleden bestaat, dat steeds beter door historici beschreven kan worden. Het historisch onderzoek kun je nooit geheel begrijpen vanuit het onderwerp dat onderzocht wordt. Het is altijd verbonden met het heden. Met andere woorden, het beste recente onderzoek naar het Romeinse Rijk komt ook voort uit de vragen van de hedendaagse historicus.
Bovendien komt het ‘progressieve begrip’ voort uit de natuurwetenschappen, die pretenderen steeds dieper in ‘de werkelijkheid’ door te dringen.
Gadamers hermeneutiek
Gadamer probeert deze valkuilen allemaal te vermijden: Geschiedschrijving dringt niet steeds dieper door in het verleden. En de historicus speelt een cruciale rol. Hoe zit het dan wel?
De historicus leest bijvoorbeeld De Lof der Zotheid van Erasmus en wil deze tekst verstaan. De interpreet stelt hierop een vraag, vanuit zijn of haar eigen horizon, die bestaat uit kennis en ideeën, maar ook gevormd wordt door de tijd waarin hij of zij leeft. Hierop volgt een horizonversmelting tussen het boek en de horizon van de interpreet. Voor de interpretatie die hierop volgt, gelden geen vaste regels. Dit is een belangrijk punt van Gadamers boek; er is geen vaste methode voor het begrijpen van een tekst of voor de geesteswetenschappen in het algemeen. Toch is er geen sprake van willekeur; er kan geen sprake zijn van projectie, omdat de verwachtingen van de interpreet ook weersproken kunnen worden door de tekst.
De interpretatie van Erasmus komt daarmee altijd mede voort uit de vraag en het perspectief van de historicus. Het gaat niet om ‘de waarheid’ over Erasmus, maar om de betekenis van Erasmus voor de historicus vanuit dat hedendaagse perspectief. Een generatie later zal een historicus weer een andere vraag stellen en een andere betekenis vaststellen.
In de komende posts wil ik dit standpunt verder toelichten aan de hand van een aantal kernbegrippen uit Waarheid en Methode, gekoppeld aan voorbeelden uit de historiografie.